LES 3 |
Nominativus en accusativus (Grammatica 1-3) |
object | Kijk eerst eens of je in een Nederlandse zin het lijdend voorwerp (object) kunt benoemen. |
nom./acc. | Zonder dat je ook maar iets vertaald hebt, kun je dikwijls aan de naamvallen al zien welk woord subject (onderwerp) en welk woord object (lijdend voorwerp) in een zin is. Kijk of jij dat ook kunt in deze zinnen. |
rijtje groep 1 | Oefen met het rijtje van groep 1 (rosa) |
rijtjes groep 2 | Oefen met de rijtjes van groep 2 (dominus en bellum) |
Woorden Tekst 3.A |
woorden 3.A | Flitskaartoefening om je te helpen bij het leren van de woorden. |
Persoonlijk voornaamwoord (Grammatica 6) |
pers.vnw. | Een klein oefeningetje om te checken of je de betekenissen van de voornaamwoorden tot nu toe kent. Je kunt de oefening een paar keer doen: hij ziet er steeds anders uit. Maak je de oefening op je tablet of mobiel? Klik dan hier. |
Woorden Tekst 3.B |
woorden 3.B | Flitskaartoefening om je te helpen bij het leren van de woorden. Je begint met de volledige lijst; telkens als je een woord echt kent, verwijder je die uit de lijst, zodat je alleen woorden overhoudt die je nog echt goed moet leren. |