19.1 Bijvoeglijk of predicatief?
Die lachende man daar heeft net een meloen gekocht.
- Bijvoeglijk
- Predicatief
Huilend liep het jongetje naar zijn moeder.
- Bijvoeglijk
- Predicatief
Een gillende keukenmeid scheerde over de grond.
- Bijvoeglijk
- Predicatief
Mokkend zat Marcus in een hoekje.
- Bijvoeglijk
- Zelfstandig
Huiverend dook Cornelia onder haar deken.
- Bijvoeglijk
- Predicatief